Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Schouder   van gevel

Een tuitgevel heeft de vorm van een driehoek, waarvan de bovenste punt verhoogd en vlak afgewerkt is. Dat is het tuitstuk, dat voorkomt eventuele aansluitingsmoeilijkheden met de nok. De nokvorst steekt door de vorstpannen immers wat uit boven de daklijn. Om eenzelfde reden is ook de aanzet van de tuitgevel meestal wat hoger opgetrokken en van een platte afdekking voorzien. De tuitgevel is wel wat hoger dan de dakbedekking die er achter ligt, maar de dakvoet en de aansluitende dakgoot passen daar niet probleemloos achter. Dit horizontaal uitgemetselde stukje heet een schouder. Deze is minder kwetsbaar dan de stompe hoek, die hier anders te zien zou zijn.
Wanneer een 'tuitgevel' op halve hoogte als versiering óók schouders heeft, spreken we van een schoudergevel.
De schouders berusten op dezelfde gedachtengang als de treden van een trapgevel. Je zou kunnen zeggen dat ze de laatste treden zijn van de trapgevel, die sinds de middeleeuwen steeds meer treden verloor.


Tekst: Jean Penders (10-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders